terug
index
volg oef
IJsbreker werkwoorden 1 vt gemakkelijk
Vul de verleden tijd in. Kijk naar de andere werkwoorden!
drinken
ik dronk gisteren
jij
.
hij-zij dronk.
wij dronken.
jullie
.
zij dronken.
eten
ik at.
jij at.
hij-zij
.
wij aten.
jullie aten.
zij
.
hangen
ik
.
jij hing.
hij-zij hing.
wij hingen.
jullie
.
zij hingen.
helpen
ik
.
jij hielp.
hij-zij hielp.
wij hielpen.
jullie
.
zij hielpen.
kijken
ik keek.
jij
.
hij-zij keek.
wij keken.
jullie
.
zij keken.
lezen
ik las.
jij
.
hij-zij las.
wij lazen.
jullie lazen.
zij
.
luisteren
ik luisterde.
jij
.
hij-zij luisterde.
wij luisterden.
jullie luisterden.
zij
.
praten
ik
.
jij praatte.
hij-zij praatte.
wij praatten.
jullie praatten.
zij
.
schrijven
ik schreef.
jij schreef.
hij-zij
.
wij schreven.
jullie
.
zij schreven.
typen
ik typte.
jij
.
hij-zij typte.
wij typten.
jullie
.
zij typten.
kijken
ik
.
jij keek.
hij-zij keek.
wij keken.
jullie
.
zij keken.
lezen
ik las.
jij las.
hij-zij
.
wij lazen.
jullie
.
zij lazen.
nakijken
OK
terug
index
volg oef