Plein16H2wwbvt

vul tt, vt en vd in

invullen
Vul de tegenwoordige tijd in, de verleden tijd en het voltooid deelwoord
slapen

ik ..............................ik .
jij .............................jij .
hij ............................hij .
zij ............................zij .
wij ...........................wij .
jullie ........................jullie .
wij ...........................wij .

ik heb .

wassen

ik ...............................ik .
jij ..............................jij .
hij .............................hij .
zij .............................zij .
wij ........................wij .
jullie .....................jullie .
wij ........................wij .

ik heb .

studeren

ik .........................ik .
jij t........................jij .
hij .......................hij .
zij .......................zij .
wij ......................wij .
jullie ...................jullie .
zij ......................zij .

ik heb .

rondspatten

ik rond.....................ik rond .
jij rond.....................jij rond .
hij rond....................hij rond .
zij rond....................zij rond .
wij rond..............wij rond .
jullie rond............jullie rond .
zij rond...............zij rond .

ik heb het water .

spelen

ik ..........................ik .
jij .........................jij .
hij ........................hij .
zij ........................zij .
wij .......................wij .
jullie ....................jullie .
zij .......................zij .

ik heb .

wegkruipen

ik weg...................ik weg .
jij weg..................jij weg .
hij weg.................hij weg .
zij weg.................zij weg .
wij weg..............wij weg .
jullie weg...........jullie weg .
zij weg..............zij weg .

ik ben

zijn

ik ..........................ik .
jij .........................jij .
hij ............................hij .
zij ............................zij .
wij .........................wij .
jullie ......................jullie .
zij .........................zij .

ik ben .

hebben

ik ........................ik .
jij .......................jij .
hij .....................hij .
zij .....................zij .
wij .................wij .
jullie ..............jullie .
zij .................zij .

ik heb en fiets .