terug
Index
volg oef
thema 7 werkwoorden
Vul de werkwoorden in
hangen
Ik
.
jij
.
hij/zij
.
wij
.
jullie
.
zij
.
staan
ik
.
jij
.
hij/zij
.
wij
.
jullie
.
zij
.
liggen
ik
.
jij
.
hij/zij
.
wij
.
jullie
.
zij
.
zien
ik
.
jij
.
hij/zij
.
wij
.
jullie
.
zij
.
vliegen
ik
.
jij
.
hij/zij
.
wij
.
jullie
.
zij
.
kijken
ik
.
jij
.
hij/zij
.
wij
.
jullie
.
zij
.
blijven
ik
.
jij
.
hij/zij
.
wij
.
jullie
.
zij
.
uitglijden
ik
uit .
jij
uit .
hij/zij
uit .
wij
uit .
jullie
uit .
zij
uit .
opruimen
ik
op .
jij
op .
hij/zij
op .
wij
op .
jullie
op; .
zij
op .
plassen
ik plas .
jij plast .
hij/zij plast .
wij plassen .
jullie plassen .
zij plassen .
uitlaten
ik laat uit .
jij laat uit .
hij/zij laat uit .
wij laten uit .
jullie laten uit .
zij laten uit .
mogen
ik mag .
jij mag .
hij/zij mag .
wij mogen .
jullie mogen .
zij mogen .
hoeven
ik hoef .
jij hoeft .
hij/zij hoeft .
wij hoeven .
jullie hoeven .
zij hoeven .
willen
ik wil .
jij wilt .
hij/zij wil .
wij willen .
jullie willen .
zij willen .
fluisteren
ik fluister .
jij fluistert .
hij/zij fluistert .
wij fluisteren .
jullie fluisteren .
zij fluisteren .
schrikken
ik schrik .
jij schrikt .
hij/zij schrikt .
wij schrikken .
jullie schrikken .
zij schrikken .
stoppen
ik stop .
jij stopt .
hij/zij stopt .
wij stoppen .
jullie stoppen .
zij stoppen .
voorlezen
ik lees voor .
jij leest voor .
hij/zij leest voor .
wij lezen voor .
jullie lezen voor .
zij lezen voor .
nakijken
OK
terug
Index
volg oef