Plein16 H8 ww1

Vul het juiste werkwoord in

Bezoeken

ik .
jij .
hij-zij .
wij .
jullie .
zij .

Botsen

ik .
jij .
hij/zij .
wij .
jullie .
zij .

Opletten

ik op.
jij op.
hij/zij op.
julllie op.
zij op.

Oversteken

ik over.
jij over.
hij/zij over.
wij over.
jullie over.
zij over.

Rijden

ik .
jij .
hij/zij .
wij .
jullie .
zij .

Gaan

ik .
jij .
hij/zij .
wij .
jullie .
zij .

Blijven

ik .
jij .
hij/zij .
wij .
jullie .
zij .

Geven

ik .
jij .
hij/zij .
wij .
jullie .
zij .

Zijn

ik .
jij .
hij/zij .
wij .
jullie .
zij .

Vinden

ik .
jij .
hij/zij .
wij .
jullie .
zij .

Liggen

ik .
jij .
hij/zij .
wij .
jullie .
zij .