Plein16ww1

vul de tegenwoordige tijd in

invullen
tegenwoordige tijd

hebben

Ik .
jij .
hij zij .
wij .
jullie ,

zij hebben

heten

ik .
jij .
hij zij .
wij .
jullie .
zij .

horen

ik .
jij .
hij zij .
wij .
jullie .
zij .

noemen

ik .
jij .
hij zij .
wij .
jullie .
wij .

openen

ik .
jij .
hij zij .
wij .
jullie .
zij .

sluiten

ik .
jij .
hij zij .
wij .
jullie .
zij .

praten

ik .
jij .
hij zij .
wij .
jullie .
zij .