terug
Index
volg oef
Boomthema1 oef5
vul de juiste woord
invullen
(woon/woont/wonen) Carlos
nu twee jaar in Nederland.
(spreek/spreekt/spreken) Jullie
goed Nederlands!
(Begrijp/Begrijpt/Begrijpen)
je Nederlands? Ja, een beetje.
(ga/gaat/gaan) Hoe
het? Goed, en met jou?
(ben/bent/is) (kom/komt/komen) Feliz
Spaanse, zij
uit Madrid.
(heb/hebt/hebben) Ik
een probleem met mijn computer.
(bent/bent/zijn) (ben/bent/is) Wie
u? Mijn naam
John van Dijk.
(Kun/Kunt/Kunnen)
je me helpen?
nakijken
OK
terug
Index
volg oef