Boomthema 2oef 5 bezittelijk voornaamwoord

Kies het juiste antwoord

invullen
Kies uit: hun, uw ,mijn,ons, haar, mijn, zijn, jouw, jullie, jouw

John heeft een Nederlandse vriendin. vriendin heet Marjan.
Wij hebben een groot huis. huis is in het centrum. (het huis)
Ik ga met de fiets naar werk.
Meneer Peters, wat is adres? Kanaalstraat 8.
Marco en Carla hebben een zoon. zoon heet Pieter.
Hoi Petra, wat is mobiele nummer? Dat is 06-45643387
Wij nemen vandaag de bus. auto is kapot. (de auto)
Fatima is getrouw met een Nederlander. man heet Fre.
Uit welk land komen jullie? Wat is nationaliteit?
Marcel, is dat jouw fiets? Ja, dat is fiets.