thema 4 oef 5

Kies het juiste antwoord

invullen
Maak het bijvoeglijk naamwoord af.
Soms komt er een e achter, maar niet altijd.



We eten een (lekker) pizza (de) met (oud) kaas (de).
Zij hebben een (gezellig) huis (het) met een (groot) tuin (de).
Op de markt verkopen ze (geel) en (groen) paprika's (de).
Nederland is een (mooi) land (het), maar het weer is (slecht) .
Bij de visboer kun je (vers) haring (de) krijgen, dat is (gezond) .
Wacht bij een (rood) stoplicht (het) tot het (groen) wordt.
Dit is een (lang) tekst (de) met veel (moeilijk) woorden (de).
Op een (warm) dag (de) drink ik graag een (koud) drankje (het)