thema 4 oef 8

Kies het juiste antwoord

invullen
Wat is het juiste woord?

Mag ik( jij / je) iets vragen? Kun je (mij/mijn) helpen met het huiswerk?
Waar woont (uw/u) familie? (Ze/Hun) wonen in Den Haag.
Saskia heeft een broer. (Zijn/Haar) broer heet Henk en (hij/hem) is 20 jaar.
De tuin van de buren is groot. (Hun/Ze) tuin is groter dan (ons/onze) tuin.
Hoi, Peter en Hanna, hoe gaat het me (je/jullie) ? Goed, en met (jou/jij) ?
Is dit (jou/jouw) auto? Ja, dat klopt, die auto is van (mij/mijn) .
Peter is docent. De studenten luisteren naar (hij/hem) en hij geeft antwoord op (hun/ze) vragen.
Wat is (je/jij) postcode? (Me/Mijn) postcode is 3516 KM.
Carla geeft een feest. (Ze/Haar) is jarig en wij geven (ze/haar) een cadeau.
(Wij/Ons) gaan iets drinken op een terrasje. Gaan (u/jullie) mee?