boomthema8oef1

type het juiste woord

invullen
Kies uit: benen, handen, hersenen, longen, mond, neus, ogen, spieren, vingers, voeten

Met je kun je zien.
Met je kun je eten.
Met je kun je denken.
Met je kun je ademen.
Met je kun je lopen.
Met je kun je piano spelen.
Met je kun je al je lichaamsdelen bewegen.
Met je kun je ruiken.
Met je kun je klappen.
Met je kun je voetballen.