1. Annemarie luistert naar de nieuwsberichten van het (anp) .
2. Hij drinkt het glas (cola) leeg.
3. De tube (colgate) -tandpasta heb ik laten liggen in de badkamer.
4. De roman (de aanslag) is geschreven door Harry Mulisch.
5. De financiele hulp aan het (derdewereldland) wordt vergroot.
6. Wie tekent de strip in (de volkskrant) de ?
7. De banden van de witte (fiat) zijn versleten.
8. De (fokker friendship) is geland.
9. De leraar voor (geschiedenis) en Nederlands is ziek.
10. De heef (j. van der putte) woont aan de Kanaalkade.
11. In de (kerstvakantie) kon er geschaatst worden.
12. Het dorp ligt aan de (loosdrechtse plassen) .
13. In welke klas zit (nicole huis in 't veld) ?
14. Hij plaatst een advertentie in het weekblad (onze krant) .
15. Op deze munten is het portret van (prinses juliana) afgebeeld.
16. De kathedraal van ('s-hertogenbosch) is gerestaureerd.
17. ('s middags) moest zij afrijden.
18. Wil jij de (tv) aanzetten?
19. Het weer op (tweede paasdag) was slecht.
20. De fiets van mevrouw (van dam) staat in de stalling.
21. De (vara) zendt vanavond een programma uit over busreizen naar de Spaanse stranden.
22. Het (vvv-kantoor) -kantoor is 's maandags gesloten.
23. We zijn over de (westfriese zeedijk) naar Krabbendam gereden.
24. Scheveningen is een drukbezochte (zuid-hollandse) badplaats.