oefening 3 H2

Vul het goede werkwoord in.


Zet de woorden op de goede plaats.

broer-----familie-----gescheiden-----getrouwd---heb----hebben----Hij---ooms----ouders----we---zijn----zoon

Het familiefeest

Vandaag is het feest. Alle broers en zussen, tantes en ooms komen. De hele
is bij elkaar. Natuurlijk mijn opa
en oma op het feest. Mijn opa en oma zijn de van mijn moeder.
Mijn vader en moeder wonen niet meer bij elkaar. Ze zijn vorig jaar
.
De broers van mijn moeder zijn er ook. Zij zijn mijn .
Tante Emine en oom Carlos twee kinderen:
een dochter en een . Mijn broer is er niet
woont met zijn kinderen in Amerika.
Ik mijn vriendin meegenomen naar het feest.
We zijn nog niet . Volgend jaar gaan
trouwen. Dan is het weer feest. Dan komt
mijn uit Amerika ook.