terug
Index
volg oef
Thema 8 bezittelijke voornaamwoorden
bezittelijk voornaamwoord invullen
invullen
Lees eerst dit bovenste stuke goed door!
Ik heb een fiets..................Het is mijn fiets,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,De fiets is van mij.
Jij(je) hebt een fiets............Het is jouw(je) fiets...................De fiets is van jou.
U heeft een fiets.................Het is uw fiets.........................Het is uw fiets.
Hij heeft een fiets...............Het is zijn fiets.........................De fiets is van hem.
Zij(ze) heeft een fiets..........Het is haar fiets........................De fiets is van haar.
Wij(we) hebben een fiets....Het is onze fiets.......................De fiets is van ons.
Wij(we) hebben een huis....Het is ons huis.........................Het huis is van ons.
Jullie hebben een fiets........Het is jullie fiets.......................De fiets is van jullie.
Zij(ze) hebben een fiets......Het is hun fiets.........................De fiets is van hen.
1. Anna heeft twee dochters.
dochters zijn nu op school.
2. Mijnheer, is dit
paraplu?
3. Hij heeft een zus, maar
zus woont niet in België.
4. Waar heb je
auto geparkeerd?
5. Ik ben
portefeuille thuis vergeten.
6. Katrien en Tom hebben vijf goede vrienden. Ze zien
vrienden deze avond.
7. We hebben een reis geboekt. We hebben
reis online geboekt.
8. Ze heeft een zus.
zus is vijf jaar jonger dan zij.
9.
moeten je badge daar scannen.
10. We hebben een nieuwe larares.
lerares heet Wendy.
11. We wonen in Turnhout.
adres is Steenweg op Oosthoven 8.
12. Je moet
jas aan de kapstok hangen.
13. Morgen is hij jarig. Ik moet nog een cadeau kopen voor
verjaardag.
14. Ze heeft een nieuwe vriend.
vriend heet Tom.
15. Die koffie is niet van
, die is van mij.
16. Ze komen uit Roemenië.
moedertaal is Roemeens.
17. Hij heeft een auto.
auto is tweedehands.
nakijken
OK
terug
Index
volg oef