terug
Index
volg oef
thema 8 ww
tegenwoordige tijd
invullen
schijnen
ik
v
jij
v
hij
v
zij
v
wij
v
jullie
v
zij
v
regenen
Het
de hele dag.
waaien
Het
de hele dag.
De dakpannen
van het dak af.
stormen
Ik
de kamer binnen.
Jij
de kamer binnen.
Hij
de kamer binnen.
Zij
de kamer binnen.
Het
al de gehele dag.
Wij
de kamer binnen.
Jullie
naar buiten.
Wij
ook naar buiten.
schaatsen
Ik
op het ijs.
Jij
op het ijs.
Hij
de toertocht.
Wij
op het meer.
Jullie
op het meer.
Zij
alleen in de winter.
glijden
Ik
op de glijbaan.
Jij
op de glijbaan.
hij
met zijn slee naar beneden.
Zij
ook naar beneneden.
Wij
over het ijs.
Jullie
straks nar beneden.
Zij
dan ook mee naar beneden.
vriezen
Ik
bijna dood van de kou.
Jij
straks ook dood van de koud.
Hij
de groenten in.
Zij
de bessen in.
Wij
bijna aan het ijs vast.
Jullie
ook bijna vast aan de brug.
Zij
niet vast metdeze kou.
dooien
Het
inmiddels 5 graden.
stijgen
Ik
met 3 plaatsen.
jij
met 4 plaatsen.
hij
met 2 plaatsen.
Het water
met 10 cm.
Wij
naar de eerste plaats.
Jullie
mee.
Zij
ook flink omhoog.
dalen
Ik
1 meter naar beneden
Jij
ook een meter naar beneden.
Hij
mee.
Zij
niet mee in de grot.
Het water
in de rivier.
Wij
met het gemiddelde.
Jullie
ook.
Zij
naar beneden.
vallen
Ik
op de grond.
Jij
op de gond.
Hij
op de grond.
Zij
op haar arm.
wij
uit het raam.
Jullie
straks uit de boom.
zij
allemaal op de grond.
hebben
Ik
hem gevonden.
Jij
veel geld.
Hij
een mooie fiets.
Zij
mijn ring.
Wij
een mooie school.
Jullie
morgen geen les.
Zij
morgen ook vrij.
zijn
Ik
morgen niet op school
Jij
er morgen ook niet.
Hij
ziek.
Zij
nog niet gekomen.
Wij
morgen niet vrij.
Jullie
allemaal te laat.
Zij
vandaag door de regen niet naar school gekomen.
nakijken
OK
terug
Index
volg oef