voegwoorden c

vul het voegwoord in

invullen

kies uit: want omdat of daarom

Ik doe mijn zomerjurk aan, het heel warm is.
Vanavond ben ik niet thuis, k moet naar handbal.
Hij doet een dikke muts op, het winter is.
Het regent, zet is een paraplu op.
Waarom ga jij vandaag niet naar school? ik ziek ben.
Ik komt vandaag niet naar school, ik een afspraak heb.
Wij gaan lezen, pak ik mijn boek.
Ik ga sporten, ik moet meer bewegen.
Wij halen boodschappen, de koelkast is leeg.
Wij moeten naar de apotheek, moeder moet haar medicijnen.
Ik haal mijn zusje uit school, het is twaalf uur.
Ik haal mijn broertje uit school, het twaalf uur is.
Het sneeuwt, doe ik mijn laarzen aan.
Meneer Leenders gaat nu weg, de bel is gegaan.