voornaamwoordenx

vul het bezittelijke of persoonlijke voornaamwoord in

invullen
kies uit: hun, jullie, ons, haar, hem, mij, uw, mijn, jou, onze, jouw, u, zijn

Ik heb een huis.................... Het is huis.................................Het huis is van .
Jij hebt een huis...................Het is huis.................................Het huis is van .
U hebt een huis....................Het is huis...................................Het huis is van .
Hij heeft een huis.................Het is huis...................................Het huis is van .
Zij heeft een huis..................Het is huis.................................Het huis is van .
Wij hebben een huis.............Het is huis..................................Het huis is van .
Wij hebben een tuin..............Het is tuin.................................De tuin is van .
Jullie hebben een huis...........Het is huis................................Het huis is van .
Zij hebben een huis..............Het is huis..................................Het huis is van .

1. mij/mijn........................Waar is jas?
2. Onze/ons..................... tuin ligt op het zuiden.
3. hem/zijn.......................Die rode auto is niet van .
4. hen/hun........................Arthur en Sander gaan naar vader.
5. jouw/jou........................Dit cadeau is voor .
6. haar/hun.......................Eva gaat met vriend naar de film.
7. jullie/jou........................ zijn zondag bij jullie ouders.
8. mijn/mij........................Kom je morgen bij eten?
9. jouw/jou........................Ik wil naast zitten.