Plein16ww2

vul de tegenwoordige tijd in

invullen
tegenwoordige tijd

spreken

ik .
jij .
hij .
hij zij .
wij .
jullie .
zij .

staan

ik
jij .
hij zij .
wij .
jullie .
zij .

wonen

ik .
jij .
hij zij .
wij .
jullie .
zij .

zien

ik .
jij .
hij zij .
wij .
jullie .
zij .

zijn

ik .
jij .
hij zij .
wij .
jullie .
zij .

zitten

ik .
jij .
hij zij .
wij .
jullie .
zij .